Levensloop Hylke Bouwes van der Meulen (1780-1814)

Hylke Bouwes wordt in 1780 geboren als zoon van Bouwes Hylkes en Trijntje Jacobs. Zijn vader is molenaar en bakker in Drogeham en neemt later de achternaam Van der Meulen aan. Hylke trouwt omstreeks 1802 met Antje Andries. Zij is een dochter van Andries Atzes en Hylkjen Hepkes. Haar vader is boer op het Witveen onder Oostermeer en neemt in 1811 de achternaam Van Dijk aan. Zijn boerderij stond op de hoek van de Seadwei en de Mûntsegroppe (huidig adres: Seadwei 27).

Zijn vader bepaalt in zijn testament, dat Bouwe Hylkes tijdens zijn leven niet over zijn erfdeel mag beschikken. Dit vanwege ‘verkwisting en wangedrag’ door hem en zijn vrouw Antje Andries. Een goede aanleiding om de feiten over hun leven eens op een rijtje te zetten. Ik doe dat deels op basis van gegevens die ik al had en deels op basis van nieuw bij elkaar gezocht materiaal.

Voordat ik het testament van zijn vader had gezien, was het me al opgevallen dat hij binnen de familie uit de toon viel. De laatste jaren van zijn leven was hij arbeider en hij kwam door verdrinking om het leven.

Kooten

Het echtpaar is waarschijnlijk meteen na hun huwelijk in Kooten gaan wonen. Daar worden namelijk hun oudste twee kinderen geboren (1803 Tjimkje, 1806 Hylkje). De oudste dochter wordt niet genoemd naar de moeder van Antje, maar naar haar jongste zuster. Pas de tweede dochter wordt naar Hylkjen Hepkes genoemd. Omdat het bij twee dochters blijft, wordt Trijntje Jacobs uiteindelijk niet vernoemd.

In de Leeuwarder Courant van 3 januari 1807 worden Hylke Bouwes en zijn vrouw vermeld als gebruikers van een bakkerij te Kooten (nu Kootstertille): “De Secretaris J. M. de WITH, gedenkt op Donderdag den 22 January 1807, ’s morgens om elf uur, ten huize van Pytter Sipkes, Castelein te Optwyzel, by Strykgeld te Verhuuren: I. Eene zeer wel beklante ROGMOLEN, staande in de Cooten, wordende thans by Taeke Harmens als Huurder gebruikt, den 12 May 1807 vry te aanvaarden. II. Een BAKKERY aldaar, by Hylke Bouwes cum uxore als Huurders gebruikt, den 12 May 1807 vry te aanvaarden.”

Deze molen en bakkerij werden beheerd door Bouwe Hylkes, de vader Hylke Bouwes, als een van de voogden van de kinderen van Maaike Jacobs, de halfzuster van zijn vrouw. Zij was rond 1800 overleden en haar man Sytze Gaukes, molenaar te Kooten, in 1805. Op het moment dat de molen en bakkerij opnieuw worden verhuurd zijn er nog twee zonen in leven: Jacob (18 j.) en Gauke Sytzes (17 j.). De eerste overlijdt nog datzelfde jaar. De tweede neemt in 1811 de achternaam Kootstra aan. In het oudste kadaster wordt Gauke Sytzes Kootstra vermeld als eigenaar van huis, korenmolen en land te Kooten (zie HISGIS). De molen stond tussen Kootstertille en Twijzel. Op recente topografische kaarten wordt deze plek nog aangeduid als Kootstermolen. Nakomelingen zijn daar nog tot 1865 actief geweest als molenaar. De molen is toen afgebrand en niet herbouwd (Leeuwarder Courant 11-1-1949).

Art_HBvdM_1
De molen van Kooten op de Eekhoff-kaart van 1844

Het krantenbericht maakt duidelijk dat Hylke Bouwes in 1807 alleen bakker is en geen molenaar. Omdat de molen en de bakkerij tegelijk worden verhuurd, denk ik dat de huurperiode gewoon afliep (bij een latere verhuring is de huurtermijn drie jaar).

Smallinger Opeinde

Volgens een latere notariële akte (uit 1810) hebben Hylke Bouwes en Antje Andries in januari 1807 de herberg Nijtap onder Opeinde gekocht. Van de verkoop zelf heb ik nog geen akte gevonden. Wel vond ik hierover twee berichten in de Leeuwarder courant met veel concrete details.

Het eerste bericht, over de provisionele verkoop, is van 8 november 1806: “De secretaris S.F. Reiding, praesenteerdt op Woensdag den 26 November 1806 te twee uur na noen, ten huize van R.T. Kooistra, Castelein in de Nietap onder Smallinger Opeinde, by de Eerste Zitdag, publicq by Strykgeld te verkopen: I. Een capitaale Neeringryke en onlangs byna geheel op nieuw gebouwde HUIZINGE en HERBERG, voorzien met twee beneden Kamers, ruim Voorhuis en Winkel, Keuken en Boven Kamertje, twee Kelders en Regenwatersbak; voorts een Schuure en groote Paardestalling, sampt Hieminge en Hovinge, met Boomen en Plantagie cum annexis, beneffens een Kampke Greidland daar agter gelegen, ongeveer groot 2 Lopenstal, alle staande en gelegen aan de algemeene Weg in Smallinger Opeinde, DE NIETAP, genaamd, by de Verkopers R.T. Kooistra cum uxore, als Eigenaars in gebruik (…)”.

Er werd toen nog veel meer verkocht, maar dat laat ik hier achterwege. De herberg kon op 12 mei 1807 worden aanvaard. Een lopenstal was ongeveer 0,28 hectare. Het tweede bericht is van 13 december 1806 en gaat over de finale verkoop, die plaats zou vinden op 17 december 1806. Op de herberg, met 2 lopenstal weiland, was bij de provisionele verkoop 2850 caroliguldens geboden. De definitieve verkoopprijs kan nog hoger hebben gelegen. Daar kwam nog een bedrag bij voor een extra stuk weiland van 2 lopenstal dat bij een latere verkoping wordt genoemd. Daarom schat ik dat de totale verkoopprijs minstens 3000 caroliguldens is geweest.

Alles wijst er dus op dat Hylke Bouwes met zijn vrouw en twee dochtertjes op 12 mei 1807 van Kooten naar Opeinde is verhuisd. Op 26 november 1809 wordt hier hun zoon Bouwe geboren.

Uit de korte periode dat ze in Opeinde hebben gewoond zijn vijf notariële akten bekend: twee obligaties (schuldbekentenissen), een volmacht en twee verkoopcontracten. Ik heb een sterk vermoeden dat de vaders van Hylke en Antje (Bouwe Hylkes en Andries Atzes) bij al deze transacties een sturende rol hebben gespeeld.

Het begint in november 1809 met twee schuldbekentenissen in drie dagen tijd. De eerste is van 28 november 1809. Hijlke Bouwes en Antje Andries, echtelieden wonend in de Nijtap, te Smallinger Opeinde, zijn een bedrag van 799 caroliguldens en 19 stuivers schuldig aan  Bouwe Hijlkes meester bakker en huisman te Drogeham, “spruitende ter zake – deels nopens geleverde huismeubelen, bakkers gereedschappen, en anderen deels, wegens deugdelijke geleende en aangetelde gelden, alles voor dato deses, bij hun beide comparanten ontvangen en genoten, tot gemelde summa gaargerekend en bij een gebragt”. De schuld moet op ‘behoorlijke aanmaning’ worden betaald en de rente bedraag vijf procent. Dat waren zeer gebruikelijke voorwaarden. Maar de eisen aan het onderpand zijn extra streng: “Verbindende zij comparanten voor de nakoming van al het voorschrevene, en voor kosten, schulden en intressen door wanbetalinge te veroorzaken, alle hunne goederen generaal, daaronder beklemmende, alle zoodanigen, welke regtens daar van mogten zijn uitgesloten, tot handteerings gereedschappen, meubelen en huisgeraden in cluis, met submissie aan alle hoge en lage regtbanken in het Koninkrijk van Holland.” De akte werd ondertekend door Hylke Bouwes, Antje Andries, haar vader Andries Atzes en haar broer Atze Andries. Dat gebeurde in Smallinger Opeinde (dus vrijwel zeker in herberg Nijtap) door notaris Gerrit Tammes de Jongh uit Langezwaag. De dag daarna is hij terug op zijn kantoor om de akte te bezegelen.

Nog een dag later, op 30 november 1809, is notaris De Jongh weer in Opeinde. Opnieuw voor het opstellen van een schuldbekentenis. Die lijkt sterk op de vorige. Het bedrag is exact hetzelfde, maar nu is de schuldeiser Andries Atzes, huisman onder Oostermeer. Voor het onderpand gelden dezelfde strenge voorwaarden. Het belangrijkste verschil is de omschrijving van de totstandkoming van de schuld: “De eerzame Hijlke Bouwes en Antje Andries echtelieden woonachtig te Opeinde onder Smallingerland (…) verklaarden oprecht en deugdelijk schuldig te zijn, aan en ten behoeve van Andries Atzes huisman onder Oostermeer, of den wettige houder dezes, eene summa van zeven honderd negen en negentig caroli guldens en negentien stuivers, (de gulden gerekend tegen twintig stuivers het stuk), spruitende ter zake, van tijd tot tijd, deugdelijke geleende en aangetelden gelden, voor het passeren dezes tot de comparantens goed genoegen ontvangen en genoten”. De akte is ondertekend door Hylke Bouwes, Antje Andries, broer Jacob Bouwes en Gjolt Boeles (de laatste tekent met een kruisje).

De twee schuldbekentenissen worden opgesteld, ongeveer een jaar voordat Hylke Bouwes in het testament van zijn vader wordt beticht van ‘verkwisting en wangedrag’. Ze gaan over schulden die over een langere periode zijn ontstaan. De geleverde bakkersgereedschappen en huismeubelen dateren waarschijnlijk nog uit het begin van het huwelijk van Hylke en Antje. Ik vermoed dat er financieel al het nodige mis aan het gaan was en de ouders van beide kanten de tot dan bij hen gemaakte schulden officieel vast hebben willen leggen. Ouders leenden namelijk nogal eens geld aan hun kinderen, zonder dat er iets op papier werd gezet. Door de schuldbekentenissen zouden ze later sterker staan als schuldeisers. In totaal gaat het dus bijna om 1600 caroliguldens. Gezien de vermoedelijke koopprijs van de herberg in 1807 zijn er misschien nog meer schuldeisers geweest. Dat er een notaris uit Langezwaag werd ingeschakeld, kwam waarschijnlijk door de familieconnecties van Hylke Bouwes met die plaats.

Op 20 september 1810 komt er opnieuw een notaris bij Hylke Bouwes en Antje Andries over de vloer. Ze laten notaris Prakken uit Drachten dan een volmacht opstellen om hun herberg en weiland te verkopen: “Hielke Bouwes, herbergier, en Antje Andries echte lieden wonende in Smallinger Opeinde dewelken verklaarden te lastigen constitueren en magtig te maken den procureur Klaas Pieters Pel wonende in de Zuiderdragten, om als actuarius voor hun comparanten publiek bij strijkgeld te verkoopen hunne thans gebruikende, en in eigendom toebehorende huizinge en herberg de Nijtap genaamd staande en gelegen onder voornoemden dorpe Opeinde gequoteerd met nr. 34 aldaar; met twee stukjes greidland en een oud hof achter voornoemde huizinge gelegen, groot vier lopen stal, met boomen en plantagien cum annexis alles zoodanig en invoegen hetzelve door hun echtelieden van Rindert Tjeerd Kooistra is aangekocht, volgens koopbrief in dato den 2[4?] januarij 1807, en zulks op conditien, dat de beschrijving zal worden gehouden op den 8ste van slagtmaand [= november] aanstaande (…)”. De herberg zal op 12 mei 1811 beschikbaar komen voor de nieuwe eigenaars. De akte wordt behalve door Hylke Bouwes en Antje Andries ondertekend door hun vaders, Bouwe Hylkes en Andries Atzes, als getuigen.

Ik ben er niet zeker van of aan het inschakelen van een volmacht een bijzondere betekenis moet worden gehecht. Maar als de beide vaders achter de verkoop zaten, zou het niet zo vreemd zijn dat ze die liever niet toevertrouwden aan hun zoon/schoonzoon Hylke Bouwes. Dit gezien de negatieve typering in het testament van Bouwe Hylkes. Dat juist Klaas Pieters Pel werd ingeschakeld is mijns inziens niet zo bijzonder, omdat die veel vaker optrad als volmacht.

Zeven weken later, op 9 november 1810, volgt dan de vermelding van ‘verkwisting en wangedrag’ in het testament van zijn vader. Dat was precies een dag na de provisionele verkoop van de herberg. Mijn eerste gedachte bij ‘verkwisting en wangedrag’ was dat Hylke Bouwes misschien een drankprobleem had. Dat was nog voordat ik ontdekte dat hij behalve bakker ook nog herbergier is geweest. Als ik het testament letterlijk neem, zat het probleem niet alleen bij hem, maar ook bij zijn vrouw. Er kunnen echter ook psychische problemen zijn geweest, maar dan niet zo ernstig dat hij onder curatele was gesteld. Of kon het echtpaar gewoon niet met geld omgaan? Hoe het echt zat zullen we nooit weten. De termen ‘verkwisting’ en ‘wangedrag’ zijn niet toevallig gekozen. Die komen namelijk voor in de Wet Napoleon van 1808, de voorloper van het Burgerlijk Wetboek.

Het is niet bekend wanneer de finale verkoop is geweest. Wel zijn er in de notariële archieven twee koopcontracten te vinden. Op 18 december 1810 wordt de verkoopakte van een stuk weiland van 2 lopenstal achter de herberg ondertekend. Verkoper is Hylke Bouwes, meester bakker en herbergier, wonende in Smallinger Opeinde. Koper is Migchiel Egberts, huisman aldaar (gebruikt later de achternaam De Boer). De koopsom bedraagt 297 caroliguldens en 1 stuiver (inclusief 30 caroliguldens voor het walhout rond het perceel). Alle kosten zijn voor de koper. Die moet ook een dam aanleggen over de sloot langs de Rydweg.

Op 19 december 1810 wordt de verkoopakte van de herberg ondertekend: “Hylke Bouwes meester bakker en herbergier wonende in de Smallinger Opeinde benevens Atze Andriesz. veerschipper van de Rottevalle op Leeuwarden wonende in de Rottevalle onder Smallinger Opeinde, en Jitske Jans gesterkt met haar vader Jan Klazes woonachtig te Bergum” verklaren verkocht te hebben “zekere een kapitale voor weinig jaren nieuw gebouwde huizinge en herberg de Nietap genaamd bestaande in twee kamers, bovenkamertje, keuken, twee kelders, regenwatersbak, schuur en stallinge, met hieminge, hovinge en vrugtboomen cum annexis, staande en gelegen te Smallinger Opeinde en aldaar onder no. 34 bekend”. De koopsom bedraag 3600 caroliguldens. Alle kosten zijn voor de kopers. Dat zijn Atze Andries van Dijk, een broer van Antje Andries, en zijn toekomstige echtgenote (Jitske Jans Krol). Die kunnen zich op 12 mei 1811 in de herberg vestigen.

Atze Andries van Dijk koopt later (waarschijnlijk in 1819) ook het stuk weiland uit de eerste verkoopakte. In het oudste kadaster wordt hij vermeld als eigenaar van de herberg op de hoek van de Nijtap en Rydwei. De percelen die in 1810 waren verkocht zijn nog duidelijk te herkennen. In totaal ging het om ongeveer 1,4 hectare. Ik kan me Café Nijtap van buiten nog wel herinneren uit de jaren zeventig. De laatste jaren hebben in het pand verschillende restaurants gezeten. Meer informatie over herberg Nijtap is te vinden op de website van de Historyske Feriening De Pein.

Herberg Nijtap op de Eekhoff-kaart van 1844
Herberg Nijtap op de Eekhoff-kaart van 1844

Op 9 februari 1811 overlijdt Trijntje Jacobs, de moeder van Hylke Bouwes, in Drogeham.

Rottevalle

Op 12 mei 1811 moet Hylke Bouwes met zijn vrouw en drie kinderen zijn verhuisd naar Rottevalle. Daar wonen ze als als hij op 20 februari 1812 in Oudega de familienaam Van der Meulen aanneemt. Ze wonen dan op nummer 90. Dat huis bestond waarschijnlijk uit twee woongedeelten. Er is namelijk nog een aangifte met hetzelfde huisnummer (van de 62-jarige weduwe Grietje Gaukes Jansma; haar man Jan Hendriks Jansma was een maand eerder op hetzelfde adres overleden). Volgens mijn eigen reconstructie was dat aan de westkant van de Kompagnonswei, waar nu nummer 8 is. In het oudste kadaster (rond 1828) was dit huis eigendom van Wybren Wybrens Posthuma (kadastrale gemeente Rottevalle, sectie B, perceel 180). Dit sluit goed aan bij een reconstructie door Jan Post.

Op basis van de volgende twee akten krijg ik de indruk dat ze later dat jaar binnen Rottevalle zijn verhuisd. Op 18 december 1812 wordt in Rottevalle hun zoontje Andries (mijn voorvader) geboren. De vader is dan arbeider van beroep. Voor de aangifte gaat hij samen met dorpsgenoot Jan Jans Doedtjes naar Oudega, waar Rottevalle toen onder viel. Die woonde volgens de aangifte van zijn familienaam op nr. 63 en dat was volgens mijn reconstructie direct ten noordwesten van de korenmolen.

Op 5 december 1814 verdrinkt Hylke Bouwes van der Meulen ‘s avonds om negen uur in het riviertje De Lits. Ook dan woont hij in Rottevalle en is hij arbeider van beroep. Uit de overlijdensakte is niet op te maken of hij per ongeluk in de Lits is beland, of dat het opzet was. Het is al heel wat dat er een doodsoorzaak wordt genoemd. De aangifte wordt gedaan door zijn buren Teye Oenzes Meester (huisman) en Wietze Klazes Zijlstra (boerenknecht). Teye Oenzes Meester woonde op nummer 60, drie huizen noordwestelijker dan Jan Jans Doedtjes. Hij deed verschillende keren aangifte van het overlijden van een buurtgenoot, geregeld samen met Wietze Klazes Zijlstra. Het ging dan steeds om naaste buren die ten noorden van de korenmolen woonden. Omdat Hylke Bouwes van der Meulen niet binnenshuis overleed, wordt zijn adres niet vermeld. Ik denk dat ze toen aan het smalle pad langs de Lits woonden dat nu Mounein heet en langs de huidige haven loopt. Ten noordwesten van de molen stonden een dubbel huis van de armvoogdij van Oostermeer, een boerderijtje en een arbeiderswoning (situatie rond 1828, zie HISGIS). Waarschijnlijk woonden ze in een van deze huizen. Niets wijst erop dat ze toen een huis of ander vastgoed bezaten (geen verkoopakten, geen boedelinventaris).

Rottevalle onder Smallingerland op de Eekhoff-kaart van 1848
Rottevalle onder Smallingerland op de Eekhoff-kaart van 1848

Weduwe Antje Andries van Dijk

Als Hylke Bouwes van der Meulen overlijdt is zijn vrouw Antje Andries van Dijk net een maand zwanger. Ze blijft niet aan de Lits wonen. Acht maanden later, op 12 augustus 1815, wordt in Drogeham haar zoontje Hylke geboren. Dat gebeurt in het huis van de 25-jarige schoenmaker Jan Teyes Tol en zijn vrouw (Drogeham nr. 5). Deze man zaait in andere akten overigens verwarring over zijn huisnummer (soms 4, soms 5, soms 6). Het ging waarschijnlijk om een van de drie kleine huisjes direct ten oosten van de molen, die eigendom waren van Martinus van Vierssen. Het huis van Bouwe Hylkes van der Meulen had namelijk nummer 8. Antje is dan arbeidster van beroep.

In 1819 krijgt ze een buitenechtelijk kind in Rottevalle onder Achtkarspelen. Haar broer Wybren geeft dat veelbetekenend aan als Bareld Barelds de Jong Van Dijk. Later woont ze als dienstmeid of dagloonster in Groninger Opende en Sebaldeburen. Als ze in 1830 in Grootegast hertrouwt met de dagloner Gelte Dirks Kloekstee is ze behoeftig. Bij de plechtigheid is haar familie goed vertegenwoordigd (beide ouders, twee broers en een zwager zijn vanuit Rottevalle en Oostermeer gekomen). Daarna woont ze als winkelierster in Grootegast, waar ze in op 12 januari 1853 overlijdt. Als zoon Andries in 1837 trouwt, is hij te arm om de kosten van het wettelijk huwelijk te kunnen betalen. Dat blijkt uit een attest van onvermogen. Uiteindelijk komen de kinderen van Hylke Bouwes van der Meulen en Antje Andries van Dijk echter redelijk goed terecht.

Bronnen

Alle Friezen (https://www.allefriezen.nl).

Alle Groningers (http://www.allegroningers.nl).

HISGIS Fryslân (http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/fryslan/fryslan).

Historyske Feriening De Pein (http://www.hfdepein.nl/wegwijzer/wegwijzer-8-nijtap/)

Kaartencollectie Tresoar, Atlas Eekhoff, 1849-1859 (http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=232).

Leeuwarder courant, 8-11-1806 (advertentie). Geraadpleegd op Delpher op 20-08-2016 (http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010578760:mpeg21:a0006).

Leeuwarder courant, 13-12-1806 (advertentie). Geraadpleegd op Delpher op 20-08-2016 (http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010578770:mpeg21:a0009).

Leeuwarder courant, 3-1-1807 (advertentie). Geraadpleegd op Delpher op 13-01-2016 (http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010578776:mpeg21:a0019).

Leeuwarder Courant, 11-1-1949 (Jan Ritskes Kloosterman: vriend van molens en bomen). Geraadpleegd op Delpher op 08-08-2016 (http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010610525:mpeg21:a0117).

Minuut-akten 1809-1810, archiefnummer 26, Notarieel archief – Tresoar, inventarisnummer 073001, aktenummers 00044, 00045, 00100, 00126 en 00127.

Jan Post (ongedateerd) – De Rottefalle, een faerdt frij frank en feerdich. Lykele Jansma, Stynsgea.

Topotijdreis (http://topotijdreis.nl/).

Wet Napoleon (1808) op Google Books (https://books.google.nl/books?id=xGdfAAAAcAAJ).