Afschrift uit 1802 van reisverslag op rijm Hepke Egberts 1783 (1)

Mijn voorvader IJe Symens (Luimstra) maakte in 1783 vanuit Friesland een reis van twee weken langs een aantal Hollandse steden. Hij deed dat samen met zijn neef Hepke Egberts (Buma), die hun reis heeft beschreven in een lang gedicht. Daarover heb ik in 2012 uitgebreid geschreven op deze website. Tot nu toe was het gedicht alleen overgeleverd via een afschrift dat een zoon van de dichter in 1841 heeft gemaakt (www.egodocument.net).

Op 3 februari 2022 kreeg ik een tip van het gemeentearchief van Achtkarspelen dat het gedicht was opgedoken in een bundeltje documenten dat de gemeente van het Scheepvaartmuseum die dag had ontvangen. Pas op 7 december 2022 was ik in de gelegenheid om het document in Buitenpost te gaan bekijken. Ik had gehoopt het origineel te zien, maar het was een onbekend afschrift uit 1802. Op dat moment werd een deel van de documenten tentoongesteld in de ontvangstruimte van het gemeentehuis.

Begin van het gedicht

Geschonken documenten

Het Scheepvaartmuseum had het bundeltje documenten zo’n twintig jaar geleden gekregen van mevrouw Van Schenderen uit Leidschendam. Het pakketje bestaat uit zes documenten.

Het bevat drie gedichten die geschreven zijn door Hepke Egberts (circa 1762 Surhuizum – 1829 Surhuizum). Het eerste is het bekende reisverslag uit 1783. Het tweede is een gedicht vanwege het overlijden van zijn vader Egbert Hepkes (1785). Het derde is een gedicht op het overlijden in 1799 van de doopsgezinde leraar (= predikant) Pieter Harmens de Vries uit Surhuisterveen. Bij alle drie gedichten is genoteerd dat ze zijn overgeschreven door Gooitzen Pieters uit Drachten. Waarom hij zo geïnteresseerd was in de gedichten van Hepke Egberts is niet te achterhalen. Ik heb geen familierelatie tussen hem en Hepke Egberts gevonden. Wel tussen hem en Pieter Harmens de Vries. De doopsgezinde leraar was namelijk een neef van zijn vader.

Het pakketje bevat ook een gedicht uit 1791 door Pieter Goitzens. Hij was de vader van Gooitzen Pieters en nam in 1811 de achternaam Lindeboom aan. De eerste vier documenten zijn dus in ieder geval afkomstig van de familie Lindeboom. Voor de laatste twee documenten was het verband met de andere documenten niet meteen duidelijk.

Het vijfde document is een tekening uit de 18e eeuw die waarschijnlijk bedoeld was als ontwerp voor een merklap. Daarop is de naam Sake Goitsens te lezen. De moeder van de eerder genoemde Pieter Gooitzens heette Geeske Sakes. Daarom heeft hij misschien een broer Sake gehad. Bewijs daarvoor heb ik niet gevonden. Dat is niet zo vreemd omdat het om een doopsgezinde familie gaat.

Het zesde document is een gedicht dat Hinne Lammerts Terpstra schreef ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van zijn grootvader. Die wordt niet bij name genoemd en het jaartal is niet zo duidelijk. Uit mijn onderzoek blijkt dat het moet gaan om de schipper Heere Johannes Heersma (circa 1771-1763) uit Ureterp. Het gedicht moet daarom in 1851 zijn gemaakt.

Relatie met de schenkster

Ik ontdekte dat de schenkster een kleindochter is van Gerrit van Schenderen uit Gouda. Zijn moeder was Aaltje Pieters Lindeboom. Zij was een dochter van Pieter Gooitzens Lindeboom en Aaltje Heeres Heersma. Dit schippersechtpaar woonde officieel in Drachten, maar een deel van hun kinderen werd onderweg geboren in Delfshaven, Dordrecht en Alkemade. Pieter was een zoon van Gooitzen Pieters Lindeboom, die de drie gedichten van Hepke Egberts heeft gekopieerd. Aaltje was een dochter van Heere Johannes Heersma, die door zijn kleinzoon met een gedicht werd geëerd. De schenkster van de documenten stamt dus niet alleen af van de familie Lindeboom, maar ook van Heere Johannes Heersma. Dat verklaart waarom de documenten vanuit Drachten bij mevrouw Van Schenderen zijn beland.

Hieronder in het kort de familierelaties:
1 Gerrit van Schenderen, kantoorbediende en directeur van de Goudsche Glucosefabriek (1873-1945) x Maria Centina Verveen (1883-1955)
2 Pieter van Schenderen, kuiper (1840-1926) x Aaltje Pieters Lindeboom (1849-1924)
3 Pieter Gooitzens Lindeboom, schipper (circa 1806-1859) x Aaltje Heeres Heersma (1813-1871)
4 Gooitzen Pieters Lindeboom, veenbaas (circa 1776-1822) x Tietje Wybes (+1810)
5 Pieter Goitsens Lindeboom (circa 1741-1818) x Aaltje Jans (circa 1742-1825)
6 Goitsen Pieters (+1782) x Geeske Sakes (+1754)

In 2022 opgedoken versie van reisverslag

Toen ik het schrift met het gedicht voor het eerst opensloeg, was mijn eerste gedachte dat het handschrift vrij modern is, vergeleken met andere handschriften uit de tijd dat het gedicht is gemaakt. Helemaal aan het eind staat echter de aantekening “Goitsen Pytters Dragten int jaar 1802 den 12 febry”. Het is dus een kopie, maar wel de oudst bekende.

Slot van het gedicht

Het gedicht oogt in dit oudere afschrift Frieser dan de bewerkingen die ik tot nu toe had gezien. In andere versies is de tekst hier en daar ontdaan van Frisismen (bijvoorbeeld ‘doe’ i.p.v. ’toen’). In mijn volledige transcriptie van het gedicht heb ik die juist wel exact overgenomen.

Ik heb flink wat ontbrekende strofen toe kunnen toevoegen aan de versie die ik al had. Daardoor zijn er nu meer details over de bezoeken aan Haarlem en Leiden te lezen.

Hepke Egberts gebruikt consequent het rijmschema ABCB. Daardoor is te zien dat Goitsen Pytters bij het overschrijven ergens één of meer regels heeft overgeslagen.

Meer rijm van Hepke Egberts

Hepke Egberts zette zijn rijmkunst ook nog op andere manieren in. Hij kondigde zijn huwelijk in rijmvorm aan in de Friesche courant van 30-12-1797. Hij heeft waarschijnlijk ook het rijmpje op een inmiddels verdwenen gevelsteen uit 1787 geschreven. Die zat in de voorgevel van de voormalige boerderij van de familie Luimstra, waar ook de Holland-reiziger IJe Symens heeft gewoond. Die stond aan de Blauwhuisterweg onder Surhuisterveen.

Volledige transcriptie

Zie voor een volledige transcriptie van het gedicht het vervolgartikel: Afschrift uit 1802 van reisverslag op rijm Hepke Egberts 1783 (2).

Met dank aan Hennie de Vries van het gemeentearchief van Achtkarspelen.