De familierelatie tussen Harmannus en Tierckien Phocei

Een van mijn voorouders was Tierckien Phocei. Zij trouwde in 1686 met Hindrick Adolphs Cop en woonde in Stroobos. Dat dorp behoorde toen deels tot Friesland en deels tot Groningen. Zij woonden aan de Groninger kant. Hindrik Cop was commissaris en hield namens het bestuur van ‘Stad en lande’ toezicht op het scheepvaartverkeer, in het bijzonder op de trekschuiten. Je mocht als schipper niet zomaar alles en iedereen over de huidige provinciegrens vervoeren. Daarvoor moest je betalen. Later meer over Tierckien en haar man. Ik wil het nu eerst hebben over de familierelatie tussen haar en de notaris Harmannus Phocei. Hij woonde eerst in Kollum en later in Augustinusga. Volgens de bron van wie ik beide namen heb zou Harmannus de vader van Tierckien zijn, maar volgens mijn onderzoek is dat onmogelijk. Voordat ik zelf diep de bronnen indook, waren zij de enige twee personen met deze achternaam die ik kende. Een familierelatie tussen beide personen lag dus wel voor de hand. Zeker omdat Tierckien Phocei volgens de stemkohieren in 1698 een huis in Kollum bezat.

Generatie 1: Harmannus Phocei

Harmannus Phocei studeerde rechten aan de universiteit van Franeker. In het album studiosorum wordt hij op 5 oktober 1623 vermeld. Hij is afkomstig uit Leeuwarden. Het is niet bekend wie zijn ouders waren. Er zijn wel speculaties over zijn vader maar die zijn uitsluitend gebaseerd op de gedachte dat de achternaam Phocei een verlatijnste vorm van het patroniem Fockes is. Op basis van de eerste functies die hij vervulde schat ik dat hij niet later dan 1603 geboren is.

Nedergerecht Kollumerland c.a.

In januari 1628 kom ik hem voor het eerst tegen in de archieven van het nedergerecht Kollumerland c.a.. Hij is dan procureur en treedt op als curator voor een of meer weeskinderen. In die rol komt hij later nog vaker voor. Die betrokkenheid was ambtshalve en had niet met een familieband met de overledene te maken. Omdat ik eigenlijk geen idee had in welke periode hij leefde heb ik verscheidene boeken van het nedergerecht van Kollumerland doorgenomen. Later gevolgd door die van Achtkarspelen. Ik had gehoopt ook iets over zijn herkomst te vinden, maar dat viel tegen.

Uit de recesboeken van Kollumerland blijkt dat hij daar van januari 1628 tot april 1630 de functie van procureur postulant vervulde. Zo iemand trad namens een van de partijen op voor het nedergerecht. Dat kon bijv. gaan over een onbetaalde schuld, een belediging of de belangen van minderjarige weeskinderen. Nergens staat letterlijk dat hij procureur postulant was, maar de aanwijzingen staan op talrijke pagina’s. Als persoon A persoon B voor het gerecht daagt, staat achter de naam van persoon A vaak iets als ‘p. H. Phocei’ of ‘per Harmannus Phocei’. Hier leid ik uit af dat hij namens individuen optrad en niet als aanklager namens het gerecht (dat deed de procureur-fiscaal). Op 10 maart 1630 wordt hij ingeschreven als notaris te Kollum.

Omdat zijn vermoedelijke nakomeling Tierckien Phocei later een woning in Kollum bezat, heb ik in de proclamatieboeken van Kollumerland naar aanwijzingen gezocht hoe dat huis in de familie is gekomen. In de index van verkopers komt Harmannus Phocei echter niet voor. Hetzelfde geldt voor de hypotheekboeken van Kollumerland. Het huis in Kollum helpt dus niet om de verwantschap tussen Harmannus en Tierckien Phocei te achterhalen. Ook betekenen zijn werkzaamheden voor het gerecht van Kollumerland niet per se dat hij al die tijd in Kollum heeft gewoond. De enige vermelding met woonplaats Kollum die ik ken is zijn inschrijving als notaris.

Nedergerecht Achtkarspelen

Over het verblijf van Harmannus Phocei in Augustinusga had ik bij de start van dit onderzoek nog geen enkel detail. Het allervroegste moment als inwoner van Augustinusga vond ik pas helemaal aan het eind van mijn onderzoek, toen ik wist hoe ik via-via moest zoeken. Daarbij moest ik het vooral van de proclamatie- en recesboeken van Achtkarspelen hebben. Er zijn namelijk uit die tijd geen doop- en trouw- en lidmatenregisters bewaard gebleven van de kerkelijke gemeente Augustinusga-Surhuizum. Het zoeken naar de plek waar hij woonde ging hand in hand met het opsporen van familierelaties.

Harmannus Phocei verschijnt gedurende enige tijd in de recesboeken van zowel Kollumerland als Achtkarspelen. Vanaf 12 mei 1628 komt hij daar weer voor, op dezelfde cryptische manier als in Kollumerland. Het gaat vrijwel nooit over hemzelf. Een uitzondering is de verklaring die hij in mei 1645 moet ondertekenen, samen met andere plaatselijke functionarissen. Hier zag ik voor het eerst zijn handtekening.

Zijn achternaam wordt door de klerken niet altijd hetzelfde geschreven. Maar hij schreeft zelf ‘H Phocej, not pub’. Op 8 december 1651 komt hij voor het laatst op de gebruikelijke manier voor. Op 22 maart 1652 gaat het voor het eerst over hemzelf, maar dan is hij al overleden.

Regtdag gehouden den 22en Martij 1652

Reintie Liuma, weduwe van w: Jurien Jelsma, in leven
procur: postulant, voor desen geregte geciteert sijnde
bij versoeke van Steventie Luitiens als bestemoeder & legiti-
ma tutrix van Eelck Juriens Jelsma dr bij Trijntie Liuma
in echte getoogen, om in plaets van w: Harmanno Phocaj
procur: acceptant te stellen is Hendricus Yvema gecom-
pareert verclarende de saecke van (voors.) Phocaj te vervangen
en bij deesen hem procur: acceptant te stellen, mogende lijden
dat alle citatien die voormaels aan de (voors.) Phocaj gedaen sijn
tot sijn huise offte aen sijn persoon mogen worden gedaen
die gelijck effect sullen sorteeren.

Dit wijst erop dat Harmannus Phocei begin 1652 is overleden. Op basis daarvan concludeerde ik dat Harmannus Phocai nooit de vader van Tierckien Phocei kan zijn. Op 16 april 1652 wordt zijn weduwe genoemd in het recesboek in Achtkarspelen omdat zij geld van iemand tegoed had.

De proclamatieboeken van Achtkarspelen leverden uiteindelijk wel aanwijzingen voor hun onderlinge verwantschap op. Soms als bijvangst terwijl ik iets anders zocht. In de indexen achterin de proclamatieboeken kan namelijk alleen op koper worden gezocht, en niet op verkoper. Voor een deel van de periode die ik onderzocht is de index bovendien onvolledig en zijn heel veel pagina’s te sterk verbleekt om snel iets te kunnen herkennen. In de proclamatieboeken komt hij als procureur namens anderen voor. Maar ook samen met zijn vrouw Tierckien Diur(t)sma als koper (1631, 1642, 1651). De voornaam van zijn vrouw maakt het heel aannemelijk dat ze de grootouders van Tierckien Phocei waren.

Het huis in Augustinusga

Een proclamatie van 13 mei 1661 gaf een eerste aanwijzing waar Harmannus Phocei en Tierckien Duirtsma hebben gewoond. Kapitein Feijo van Burmania koopt dan met zijn vrouw Sjucke van Hania een huis, schuur, hovinge bomen en plantagie te Augustinusga, van mr. smid Claes Heeres. Het verkochte huis lag aan de noordkant van de hereweg, de straat door de buurt van Augustinusga, met de schipsloot ten oosten, de erfgenamen van Harmannus Phocei ten westen en de kopers ten noorden. Met behulp van de oudste kadasterkaart was de plek van het verkochte huis snel te vinden. Het was de plek waar het huis van Aulus van Haersma (1708-1763) heeft gestaan. Hij was grietman van Achtkarspelen 1740 tot 1763. Zijn weduwe Eritia van Wyckel bepaalde in haar testament dat op deze plek nooit weer een nieuw huis mocht worden gebouwd. Bij het begin van het kadaster omstreeks 1824 was herbergier Hotze Johannes van der Veen eigenaar van de grond. De singels eromheen waren toen nog zichtbaar. Zie het kaartje hieronder. Jilles Jans Tjoelker was eigenaar van het omcirkelde huis. Op die plek heeft volgens mijn onderzoek het huis van Harmannus Phocei gestaan.

Op 10 juni 1689 verkocht kleindochter Tierckien Cornelis Phocei de gerechte helft van dit huis:

Binnert Gjelts Haersma en Hiltie Jansdochter tot Augustinusga doen proclameren de gerechte helfte van zekere huisinge, achterhuis, hovinge, bomen en plantagie voorts met al het gene er om en aan aard, spijker en nagelvast is met de tuin voor de huisinge als ook de ledige plaats die voor Hiltie Rierds [erfgenamen] leit waar aan zij Hiltie geen eigendom heeft (…) zijnde vrij van floreen en grondpacht (…), Hepke Hendriks ten oosten en noorden Hiltie Rierds [erfgenamen] ten westen, benevens Reid Reids, in koop bekomen van Tjerckien Cornelis Phocaej, [huisvrouw] van Hendrick Cop com[missa]ris op Stroobos in dezen met approbatie van dezelve voor de soma van 195 goudguldens en 20 stuivers (…).

Dat was de eerste keer dat ik Tierckien met een patroniem tegenkwam!

Door het eigendom van het rijtje van vijf huizen en het land erachter via notariële akten en proclamaties terug in de tijd te volgen ben ik meer te weten gekomen over de geschiedenis van het huis. Daarbij spelen de hier genoemde personen Hiltie Rierds en Reid Reids een rol. Daardoor ben ik er heel zeker van dat ik de juiste plek heb gevonden. In mei 1631 woonden Harmannus Phocei en Tierckien Diurtsma al op dezelfde plek. Ze kopen dan de lege plaats naast het huis waar ze wonen. Dit is dus de eerste vermelding als inwoners Augustinusga. Deze proclamatie kon ik alleen vinden door het betreffende proclamatieboek, met een onvolledige index en veel vervaagde pagina’s, door te bladeren. Verder terug in de tijd komen is ondoenlijk. In 1649 werd Harmannus Phocei als naastligger ten oosten genoemd. In 1651 verkocht hij met zijn vrouw grond ten westen van hun huis waar de kopers al een huis op hadden gebouwd, met strenge bepalingen: de verkopers hielden niet van inkijk. Die kopers waren de Hiltie Rierds uit 1689 met haar man, mr. snijder Geert Lauwes. Zij werd ook nog in andere proclamaties vanaf de westkant als naastligger vermeld. De twee huizen stond toen wat verder naar achteren dan bij het begin van het kadaster. Ik weet ook hoe het huis uiteindelijk in bezit van Jilles Jans Tjoelker is gekomen. Het is eerst waarschijnlijk zijdelings vererfd via Trintie Jans, de zuster van Hiltie Jans. Een kleindochter van haar verkocht het in 1767 aan Jouke Geerts. Zijn erfgenamen verkochten het in 1810 aan Jilles Jans.

Tot zover de geschiedenis van het huis. Het feit dat het na het overlijden van Harmannus Phocei nog zo lang in de familie is gebleven deed mij vermoeden dat ook Cornelis Phocei, de tot voor kort onbekende vader van Tierckien Phocei, hier heeft gewoond.

Generatie 2: Cornelis Harmanni Phocei

Zoals hiervoor beschreven, was Harmannus Phocei de grootvader van Tierckien Phocei en Cornelis Phocei haar vader. Wat is er verder over deze man te vinden?

Procureur postulant

In de kantlijn van een proclamatie uit 1662 zag ik in de kantlijn aantekeningen staan met de aanduiding ‘p. C. Phocaij’ erbij. Dat wekte bij mij het vermoeden dat hij net als zijn vader procureur postulant is geweest bij het nedergerecht van Achtkarspelen. Dat was voor mij aanleiding om opnieuw recesboeken van Achtkarspelen door te nemen. Vanaf 7 juni 1658 tot en met 22 januari 1666 zag ik geregeld ‘p. C. Phocaej’ of ‘per Corneliam Phocaej’ staan. Hij was dus inderdaad procureur postulant. Wel valt op dat de periode dat hij wordt genoemd nog geen acht jaar beslaat. Ik heb van hem geen inschrijving als student gevonden bij de universiteiten van Franeker, Groningen en Leiden. De juridische kennis die nodig was om als procureur postulant heeft hij dus waarschijnlijk in de praktijk opgedaan (misschien als klerk?). Ik weet niet hoe oud hij was toen zijn vader overleed. Daarom weet ik ook niet of hij bij zijn vader in de leer kan zijn geweest.

Bevestiging familierelatie

Eén vermelding in het recesboek bevestigt dat Cornelis Phocei een zoon van Harmannus Phocei was. Hij wordt samen met zijn zuster Grietie genoemd.

Rechtdag van 15 mei 1659

Cornelis Hermanni Phocaei voor hem selven ende meede wegens Grietie Hermanni sijn suster reascumeert de proceduiren voor deesen gerechte ongedecideert hangende en bij hun w: moeder Tierckien Diurtsma vrouwe van w: Hermannus Phocaei in haer leven als imp[etran]te conv: ende [eisen?] recoup geïnstitueert ende Anne Fridses weduwe ende erffgen als [eisers?] ende respect: imp[e]t[treerd]en aennemen nae de laeste retroacten te procedeeren.

Omdat ze hier niet worden vertegenwoordigd door een voogd of curator, ga ik ervan uit dat Cornelis en Grietie toen allebei meerderjarig waren. Cornelis Phocei werd mogelijk al op 3 september 1661 genoemd in een akte in het hypotheekboek van Achtkarspelen. Het gaat om een acte van Beatrix Lantingh (weduwe van Jacobus van Voort). Aan het eind wordt bedongen dat haar zoon Matthijs en Cornelis Hermanni elk een zilveren ducaton moeten krijgen. Notaris H. Phocej had deze akte mee ondertekend, al kwam dat in het hypotheekboek wel vaker voor vanwege zijn functie.

Op 3 september 1661 gaat het in het hypotheekboek voor de verandering een keer over Cornelis Phocei zelf. Hij is dan procureur postulant bij de gerechten van Achtkarspelen en Kollumerland en heeft een schuld van 65 cargl. bij Broer Ates, apotheker te Dokkum. Die schuld heeft hij van iemand anders overgenomen. Er wordt geen echtgenote vermeld. Het was wel gebruikelijk dat man en vrouw samen werden genoemd als schuldenaar. Wellicht was hij toen nog niet getrouwd.

Mogelijk huwelijk

Dat past bij een mogelijk huwelijk dat ik heb gevonden. Op 12 januari 1662 trouwde Cornelis Harmanni te Niezijl met Stijntie Bottings. De achternaam Phocei wordt niet genoemd, maar de bruid heeft dezelfde voornaam als later de dochter van Tierckien Phocei (Stijntje Hendriks Cop). De achternaam van de bruid wordt op verschillende manier geschreven: Bottinge, Bottinga of Botnia. Ik denk dat ze een dochter van Hindrik Bottinge was. Hij trouwde op 15 mei 1642 in Grijpskerk met Grietje Jacobs, maar Stijntie zou ook uit een eerder huwelijk kunnen stammen. Doopinschrijvingen zijn nog schaars in die tijd. Stijntie Hendriks Bottinge hertrouwde twee keer. 25 april 1669 met Tiert Jansen en op 14 april 1672 met Gijsbert Martens. Het korte huwelijk met Cornelis Harmanni Phocei sluit dus aan bij de korte periode dat ik hem heb aangetroffen in documenten van het nedergerecht Achtkarspelen. Als mijn vermoeden over zijn huwelijk klopt, was Cornelis Harmanni Phocei in ieder geval in 1669 al overleden. Waarschijnlijk al eerder, omdat ik hem na januari 1666 niet meer heb aangetroffen in de boeken van het nedergerecht Achtkarspelen.

Ik vond nog wel twee akten die zijn weduwe ook na zijn overlijden nog met Augustinusga verbinden: Stijntie van Bottinga leende twee keer een bedrag aan Frederik van Voort uit Augustinusga (1671, 1672). Helaas wordt haar woonplaats dan niet vermeld. Het zou ook om Stijntie Jarichs van Bottinga uit Kollum kunnen gaan. In Kollum woonden ook Bottinga’s of Botnia’s. Het is me niet bekend of zij gerelateerd zijn aan de gelijknamige familie uit Niezijl.

Generatie 3: Tierckien Cornelis Phocei

Omdat Tierckien Phocei in 1698 een huis in Kollum had, heb ik in de proclamatieboeken van Kollumerland c.a. gezocht naar haar vader Cornelis Phocei als koper. Ik vond hem echter niet. Later bleek waarom: Tierckien heeft dit huis op 5 Januari 1697 zelf gekocht. Ze was toen weduwe van Hindrick Cop en woonde te Stroobos. Waarom ze een huis in Kollum kocht is mij niet duidelijk. Ze is er zelf niet gaan wonen. Misschien was dat omdat ze later dat jaar hertrouwde met Jan Havincks uit Termunterzijl. Hij werd net als haar eerste man Hindrick Adolphs Cop commissaris te Stroobos. Daar overleed Tierckien tussen 1708 en 1712. De twee kinderen uit haar eerste huwelijk kwamen in Beetsterzwaag terecht. Stijntje Hendriks Cop trouwde in 1710 met Haije Aijses Hemminga (van hen stam ik af via mijn overgrootmoeder Antje Sakes van der Kloet). Adolph Hendriks Cop werd brouwer en trouwde in 1729 met notarisdochter Rinske Jacobus Sinnema. Uit het tweede huwelijk werd Aafke Jans Havink geboren. Zij kwam later in Veendam terecht.

Bronnen

  • Alle Groningers
  • Fockema Andreae, S.J. & Th.J. Meijer (1968), Album Studiosorum Academiae Franekerensis (1585-1811, 1816-1844) : I. naamlijst der studenten. Wever, Franeker.
  • Simon de Haan, Was voormalige dorpsherberg Augustinusga grietenijhuis? (Nieuwsblad van Noordoost-Friesland, 10 nov. 1990)
  • HISGIS (kadaster, stemkohieren).
  • Notarissen in Friesland 1606-1850 (website Maarten Engels).
  • Nedergerecht Achtkarspelen: hypotheekboeken, proclamatieboeken, recesboeken, pleidooiboeken (via allefriezen.nl).
  • Nedergerecht Kollumerland: hypotheekboeken, proclamatieboeken, recesboeken (via allefriezen.nl).
  • Johan Winkler, De Nederlandsche geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en beteekenis, 1885. (Volgens deze publicatie was het vrij gebruikelijk dat geslachstnamen eindigend op ‘inga’ overgingen op namen die op ‘nia’ eindigen. Hij noemt daarbij ook Bottinga en Botnia als voorbeeld.)