Bewoningsgeschiedenis Langewyk (Boelenslaan)

Dit artikel gaat over de resultaten van mijn onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van de omgeving van mijn ouderlijk huis. Hierbij gaat het om het gebied in de gemeente Achtkarspelen dat voor 1943 bij Rottevalle hoorde en nu bij Boelenslaan. Het onderzoeksgebied ligt tussen de Mûntsegroppe in het westen en de Fjouwerroeden in het oosten. Midden door dat gebied loopt van noord naar zuid de Langewyk, die vanaf de 17e eeuw een belangrijke functie vervulde bij de vervening van het gebied.

Verderop wordt ingegaan op de bewoners van Langewyk en omgeving volgens het oudste kadaster (1824). Omdat eigenaren niet beslist de bewoners hoeven te zijn heb ik ook diverse andere bronnen geraadpleegd (registratie familienamen 1811, volkstelling 1840, bevolkingsregister 1850-1910, burgerlijke stand, notariele akten). Het onderzochte gebied valt onder de kadastrale gemeente Drogeham, Sectie E.

Eerst wordt een overzicht gegeven van de situatie in 1824, onder andere met een aantal kaartjes. Daarna komen een aantal bewoners aan de orde. Van elk van de bewoners uit 1824 heb ik geprobeerd na te gaan wie ze waren, waar ze vandaan kwamen en wie er na hen op deze plek zijn komen wonen. Ik was vooral benieuwd of er verbanden zijn tussen de bewoners van 1824 en de bewoners uit mijn kindertijd. Dit artikel bevat slechts een fractie van de verzamelde gegevens.

1 Overzicht Langewyk in kadaster 1824

Toelichting

Op deze pagina wordt een overzicht gegeven van het onderzochte gebied, o.a. door middel van een aantal kaarten. Eerst een overzichtskaartje van kadastrale gemeente Drogeham, Sectie E. Daarna drie kaartjes met exact dezelfde begrenzing, waarmee de situaties in 1824, 1908 en 2007 met elkaar kunnen worden vergeleken. Mijn onderzoek gaat vooral over het noordelijke deel van sectie E (minuutplan 1). Daarom worden van dit gedeelte nog wat meer feiten weergegeven: grondgebruik en belangrijkste grondeigenaren. Op de overige pagina’s wordt nader ingegaan op de bewoners van de huispercelen in 1824.

Overzichtskaartjes

Kadaster 1824 – fragment verzamelplan Sectie E De Lange Wijk

sectie_e_verzamelplan

Bron: Kaartcollectie Tresoar

Kadaster 1824 – grondgebruik

Bron: www.hisgis.nl (2007)

Topografische kaart (verkend 1908?)

Bron: www.hisgis.nl (2007)

Huidige topografische kaart (circa 2007)

Bron: www.hisgis.nl (2007)

Feiten sectie E, minuutplan 1

Kerngegevens

Kadastrale gemeente Drogeham
Sectie E De Lange Wijk
Blad 1
Aantal percelen 146
Waarvan huispercelen 23
Totale oppervlakte 105 ha

Procentuele verdeling grondgebruik

Berekend o.b.v. gegevens www.hisgis.nl (2007)

Belangrijkste tien grondeigenaren (samen 68%)

  • Weduwe Liebbe Petrus Bouma
  • Hans Jans Nieuwenhuis (e.a.)
  • Andries Atzes van Dijk
  • Bareld Rienks de Boer (e.a.)
  • Epeus Gjalts Reitsma
  • Erven Teije Benedictus
  • Johannes Rienks van Warners
  • Freerk Wierds Wiedema
  • Wierd Berends Wiedema
  • Jeltje Tjerks Hoekstra

2 Bewoners 1824

Op het volgende kaartje is aangegeven wie waar woonde op het moment dat er voor het eerst gegevens werden vastgelegd door het kadaster. De nummers komen overeen met die bij de beschrijvingen van de bewoners. Omdat de eigenaar niet altijd zelf de bewoner is, zijn aanvullende bronnen gebruikt om achter de bewoner te komen.

Image

Nr. 1 Freerk Johannes Windstra (perceel E41)

Op de hoek van de Langewijk en de Blauwhuisterweg, ongeveer op de plek waar nu café It Jachtfjild staat, woonde in 1824 de ongeveer 32-jarige tapper Freerk Johannes Windstra. Ook toen stond er dus al een herberg. Freerk en zijn vrouw hadden die vlak na hun huwelijk in 1820 gekocht van de tapper Tjerk Eises Boonstra. Eerder woonden de ouders van Tjerk op die plek, waarschijnlijk ook al in 1804. Dit leid ik af uit een nauwelijks leesbare vermelding in de speciekohieren. Nadat vader Eise Sjoerds in 1810 was overleden bleef moeder Henke Harmens Boonstra daar wonen, tot haar overlijden in 1815. Tjerk Eises Boonstra ging na de verkoop van zijn ouderlijk huis eerst een halve kilometer noordelijker in Harkema Opeinde wonen. Later woonde hij weer in Rottevalle, aan de Mûntsegroppe.

Freerk Johannes Windstra (1792-1869) en zijn vrouw Antje Dirks Atsma (1796-1858) woonden in Oostermeer toen ze de herberg kochten. Antje was een ‘omkesizzer’ van (mijn voorvader) Andries Atzes van Dijk, die op de hoek van de Seadwei en de Mûntsegroppe woonde en ook land vlakbij het Jachtfjild had. Na Freerk en Antje woonden verschillende nakomelingen in de herberg. Ook in de nabije omgeving woonden in de negentiende eeuw verschillende nakomelingen. Hierbij hoort ook de familie Batema. In deze familie heeft zich in 1879 een schokkende gebeurtenis voorgedaan waarover zelfs in de jaren zestig van de twintigste eeuw nog verhalen de ronde deden (opgetekend door Dam Jaarsma).

Een dochter van Freerk en Antje, Trijntje, was in 1857 getrouwd met Sytze Bates Batema. Het echtpaar woonde aan de oostkant van de Mûntsegroppe. In januari 1879 overleed Trijntje. In december van dat jaar vermoordde Sytze zijn zestienjarige dochter Antje, waarna hij de hand aan zichzelf sloeg. In de overlijdensakten van Sytze en zijn dochter wordt niets gezegd over de doodsoorzaak. Wel bleek uit het bevolkingsregister dat twee zonen van Sytze in 1880 inwoonden bij hun oom Johannes Freerks Windstra. Een daarvan was Bate Sytzes Batema (1859-1928). Van hem stamt de rietdekkersfamilie af waarvan ook anno 2007 nog leden in de nabije omgeving wonen.

Of het huis onafgebroken als herberg heeft gefunctioneerd is niet helemaal zeker, omdat de hoofdbewoners soms met andere beroepen worden vermeld. Het kan ook zijn dat de herberg ‘ernaast’ werd gedaan. Het huidige café staat niet precies op de plek van de herberg uit 1824.

1820-1869 Freerk Johannes Windstra (tapper en landbouwer)
1869-1887 Johannes Freerks Windstra (koopman)
1887-1891 Antje Douwes Top (wed. J.F. Windstra)
1891-1904 (mogelijk onbewoond)
1904-1908 Frans Wytzes Kimp
1908-???? Dictus Jans Benedictus (kastelein), zoon van Adriaantje Freerks Windstra
????-???? Willem Wouda x Wijke Benedictus
????-???? Van Houten

Nr. 2 Johannes Franciscus Claus (perceel E31)

Volgens het oudste kadaster is in 1824 de wever Willem Klauts eigenaar van een huisje met wat bouwland en heide aan de Langewijk. In de meeste andere bronnen komen we hem echter tegen als Johannes Franciscus Claus (1781-1841). Hij was linnenwever, afkomstig uit Bever in Vlaams-Brabant, en in 1824 ongeveer 43 jaar oud. Hij woonde ongehuwd samen met Aukjen Halbes van der Heide (1792-1832), met wie hij zeven kinderen kreeg. Uit overgeleverde familieverhalen blijkt dat er verwarring is over zijn ware identiteit. Volgens sommige van die verhalen zou hij gedeserteerd zijn uit het Franse leger. Er is ook sprake van dat hij zich voor zijn broer uitgaf, omdat dat blijkbaar beter uitkwam. Deze verhalen zijn verzameld en beschreven door zijn verre nakomeling Joop Claus. Later kwam ik een document op het spoor waaruit bleek dat Johannes Franciscus Claus al in november 1813 in Friesland verbleef. Het gaat om een paspoort, afgegeven door de Mairie Oostermeer, waarmee hij naar zijn geboorteplaats mag reizen. Dit was omstreeks de tijd dat de Franse troepen Friesland verlieten omdat de kozakken in aantocht waren.

Johannes en Jantje woonden eerst in Oostermeer, waar in 1815 hun oudste zoon Halbe werd geboren. De geboorteplaats van hun tweede kind (eind 1816) wijst erop dat ze al vrij snel daarna naar Rottevalle (onder Achtkarspelen) zijn verhuisd. Aukjen was een dochter van mijn voorvader Halbe Tjeerds van der Heide. Die woonde op dat moment een halve kilometer noordelijker, tegenover de plek waar later de Seadwei op de Betonwei uitkwam. In 1816 koopt Halbe Tjeerds van der Heide een stukje heide aan de Langewijk van Heinze Rienks van Warners. Ik vermoed dat hij dit speciaal voor zijn dochter en haar partner heeft gekocht en dat ze daar ook snel daarna zijn gaan wonen. In 1823 neemt Johannes Franciscus Claus het stuk heide over van zijn ‘schoonvader’. De koopakte vermeldt dat het stuk heide op dat moment gecultiveerd wordt tot een tuin en dat er op kosten van de koper ‘eene hutte’ op is gebouwd. In 1839 verkoopt Johannes Franciscus Claus zijn huis (inclusief erf, bouwland en heide) aan de koopman Atze Andries van Dijk uit Rottevalle. Ik ga ervan uit dat Johannes er gewoon is blijven wonen tot zijn overlijden in 1841. Een jaar daarna koopt zijn oudste zoon Halbe Johannes Claus het huis en de grond terug. Hij woont daar met een onderbreking tot zijn overlijden in 1894. Ook zijn zoon Pieter Halbes Claus is enige tijd hoofdbewoner. Het is niet bekend wanneer de plaggenhut is vervangen door een stenen huis. Dat huisje staat er nog steeds (nu Langewijk 16), maar staat leeg en is sterk vervallen. De begrenzingen van het stuk grond dat in 1824 van Johannes Franciscus Claus was zijn nog steeds goed te herkennen. Wel is er later een groter huis bijgebouwd (nu Langewijk 14). Dat moet ergens tussen 1894 en 1907 zijn geweest. In 1958 zijn mijn ouders in dat huis komen wonen.

De eerste bewoner Johannes Franciscus Claus kreeg veel nakomelingen, waarvan nog verscheidene in de nabije omgeving wonen.

1816-1841 Johannes Franciscus Claus (linnenwever)
1841-1886? Halbe Johannes Claus (winkelier)
1886?-1890? Pieter Halbes Claus (winkelier)
1890?-1894 Halbe Johannes Claus
1895-1904 Bareld Wopkes Oldenburger (arbeider) – broer Haye was eigenaar
1904-1907 Pieter Hendriks Bosma (arbeider) – Haye Wopkes Oldenburger was eigenaar
1907-1913 Diverse bewoners in kleine huisje – Gerrit Kornelis de Jong (winkelier) was eigenaar (woonde in het grotere huis ernaast)
1913 Splitsing eigendom (huidige huisnummers 14 en 16)
1917-1928 Durkje Nicolai-Bruining (overleden 1928)
tot 1971 Harm Bergsma en Baukje Nicolai

Nr. 3 Freerk Wierds Wiedema (perceel E20)

De arbeider Freerk Wierds Wiedema (±1772-1838) is in 1824 eigenaar van twee huisjes en een paar stukken grond (bouwland, heide, weiland). Met 4,9 hectare was hij een van de grotere grondeigenaren van het gebied. De twee huisjes stonden vlak naast elkaar direct ten noorden van het punt waar nu de Stúversloane uitkomt op de Langewijk. Het is niet helemaal zeker in welke van de twee huisjes hij woonde. Ik vermoed dat het om het meest zuidelijke ging (E20), omdat dat in het kadaster voor een hoger belastbaar inkomen werd aangeslagen. Wie er in het andere huisje (E21) woonde is niet meer na te gaan. Op latere kaarten komt dat niet meer voor. Op de grond van Freerk Wiedema stond wat verder naar achteren ook nog een ander huisje, waarvan Foppe Tjerks Eilander als eigenaar was aangegeven. Hij zal afzonderlijk worden beschreven.

In 1824 is Freerk al 52 jaar oud. Hij moet omstreeks 1772 zijn geboren. Hij was een zoon van Wierd Berends Wiedema (±1753-1827) en Grietje Sybes Storm (±1748-1836), die aan de Mûntsegroppe woonden, net als een zuster van hem. Ook zij zullen afzonderlijk worden behandeld. Freerk trouwde in 1806 met Gepke Oebles (1773-1812), die al een buitenechtelijk zoontje had. Als er in 1812 een familienaam moet worden aangenomen wonen ze in Rottevalle, maar dan aan het Jachtfjild. In datzelfde jaar overlijdt zijn vrouw. Later woont hij ongehuwd samen met Sjoukjen Tjeerds (1786-1827). Samen krijgen ze vier kinderen waarvan er maar één volwassen wordt. In 1818 wonen ze al bij de Stuversloane, waar ze ook nog wonen als Sjoukjen Tjeerds in 1827 overlijdt. Freerk woont er niet meer als hij zelf in 1838 overlijdt. Hij overlijdt namelijk in Noorderdrachten (in wijk H, het huidige Drachtstercompagnie). Ik vermoed dat zijn huis in 1842 werd verkocht door zijn dochter Grietje. Zij verkoopt dan namelijk een huis, erf en een stuk bouwland te Rottevalle. Uit de oudste kadastergegevens blijkt dat er in 1843 een wijziging is geweest wat zijn percelen betreft. Om te weten hoe het exact zit zou ik uitgebreider onderzoek moeten doen. Zowel zijn stiefzoon (Oebele Gepkes van Dijk) als zijn dochter Grietje Freerks Wiedema blijven in de nabije omgeving wonen.

Niet lang daarna woont op deze plek de arbeider Johannes Jiskes de Vries (1800-1875), die eerder elders in Rottevalle woonde. Hij koopt het huis in 1847, nadat het nog een keer van eigenaar is gewisseld. In 1850 woont hij er in ieder geval. Na zijn overlijden in 1875 blijft zijn weduwe Antje Sjoukes Storm (±1810-1894) er wonen. Als zij in 1894 overlijdt wordt hun zoon Jisk Johannes de Vries (1847-1939) de hoofdbewoner.

Ik kan me herinneren dat er begin jaren zestig op deze plek nog een oud huisje stond. Op de kadasterkaart van 1964 is het nog te zien. Dat huisje moest verdwijnen toen langs de Langewijk een fietspad werd aangelegd. De bewoner van het huisje ging op het overgebleven stuk grond in een oude autobus wonen. Hij heette Jan Mulder, maar werd wel Jan Mol genoemd. Nu woont er op die plek niemand meer.

Nr. 4 Eise Johannes Sloterdijk (perceel E25)

Dit huis werd waarschijnlijk voor het eerst bewoond door Eise Johannes Sloterdijk (1765-1844). Hij werd geboren onder Augustinusga en woonde onder andere in Oostermeer. Voordat hij hier kwam wonen, woonden er aan de overkant van de Langewijk al een tante (Aukjen Eises, getrouwd met Tjeerd Bonnes van der Heide) en een oom (Halbe Eises) van hem.

Hij wordt in het oudste kadaster (1824) eigenaar genoemd van het huis en de grond erom heen, maar dat is blijkbaar niet helemaal waar. In 1829 koopt zijn zoon Tiete Eises Sloterdijk (1800-1874) namelijk hetzelfde stuk grond van Hans Jans Nieuwenhuis, die namens zijn vrouw Tettje Barelds optreedt. Mogelijk had Eise Johannes Sloterdijk alleen het vruchtgebruik. Negen jaar later zal Tiete trouwen met Wytske Hanzes Nieuwenhuis (ca 1811-1881), een dochter van dit echtpaar. In het koopcontract wordt het huis niet genoemd. Mogelijk heeft Eise Johannes Sloterdijk dat zelf laten bouwen. Een bijzonderheid is dat de grond is belast met het onderhoud van stukken heide van andere eigenaren aan de Langewijk.

Uit de volkstelling van 1840 leid ik af dat Eise en Tiete allebei nog op deze plek wonen. Als Eise in 1844 overlijdt, woont hij nog in Rottevalle. Zijn vrouw overlijdt het jaar daarop echter in Gerkesklooster. Tiete en zijn vrouw blijven hier nog verscheidene jaren wonen. Volgens het bevolkingsregister is hij landbouwer. In 1858 verkopen ze het huis, waarna ze naar Surhuisterveen vertrekken.

De nieuwe eigenaar, Jelle Ritskes van der Meer (1828-1893), komt in 1859 in het huis wonen. Volgens het bevolkingsregister is hij landbouwer of akkerbouwer. Jelle is een zoon van buurman Ritske Johannes van der Meer. Zijn vrouw Tetje Foppes Nieuwenhuis (1835-1917) is een nicht (‘muoikesizzer’) van de vorige bewoners.

Hierna woonden hier volgens het bevolkingsregister nog Sake Jans Rijpma (van 1867 tot 1872) en Tjeerd Jacobus van Os (van 1872 tot 1889). In 1890 wordt dit huis niet genoemd en is het waarschijnlijk onbewoond.

Ik herinner me nog dat er begin jaren zestig op deze plek een oud huisje stond. Net als het huisje ernaast moest het verdwijnen vanwege de aanleg van het fietspad langs de Langewijk. In plaats daarvan werd iets verder naar achteren een bungalow gebouwd. Daar woonden toen Geert en Berend Wijnstra.